Doel 3/Tihange 2: Evaluation of plant inspection results (in Dutch)

Ten eerste wordt wetenschappelijk aangetoond dat de (maximale) hoeveelheid waterstof , aanwezig in de smelt van het metaal bij de productie van de reactorvaten, niet kan volstaan hebben om het huidige volume aan scheuren te verklaren. Er is een discrepantie van een factor 10 of meer. Er is natuurlijk een onzekerheidsmarge op deze berekeningen, maar de resultaten zijn wat ze zijn en passen in een globale bekommernis omtrent mogelijke evolutie van de scheuren. Ten tweede wordt beschreven hoe de mechanische sterkteberekeningen van de gescheurde reactormantel eigenlijk gebaseerd zijn op los zand; en dit is een feit. De groep Engie-Electrabel heeft hier bij ASME (American Society for Mechanical Engineers) een zogen aamde ‘code case’ geïntroduceerd waarvan de theoretische basis bijna onbestaande is. Zonder in detail te treden: daar waar de oorspronkelijk Amerikaanse standaard in essentie bedoeld is voor berekeningen over de evolutie van 1 enkelvoudige scheur, behandelt deze Code Case de behandeling van de potentiële interactie van twee (2) aanwezige scheuren. Dit wordt al zeer complex en onzeker en er bestaat hier – naast twee publicaties van Tractebel zelf – nauwelijks internationale wetenschappelijke literatuur. In het geval van Doel 3 gaat het echter niet over de interactie van 2 scheuren, maar in sommige secties van het reactorvat zitten er meer dan 40 (!). Ook het door het Fanc ingeroepen finaal onderzoeks-review door ORNL (Oak Ridge National Laboratory, USA) had, net als zijn eigen expertengroepen, in deze richting ogenschijnlijk toch al enige bedenkingen (zie o.a. de ‘ Minority Opinion ’ in het Fanc -eindrapport)... Wat ook beweerd wordt, afgezien van één gesprek geeft het Fanc grotendeels niet thuis als hieromtrent technisch-wetenschappelijke reacties worden gevraagd. Het wil zeker niet ingaan op verdere discussies, ook niet als verdere berekeningen volgen: “ Our primary mission is not to answer in detail all scientific or technical questions raised by members of the public ” (sic) is het antwoord aan de betrokken Belgische academische onderzoekers. Een andere nieuwe studie, ditmaal in het kader van BNEN (het Belgische interuniversitaire netwerk voor nucleaire ingenieursopleidingen), gaat dieper in op de mogelijke drukopbouw door nieuwe waterstofproductie in de bestaande scheuren bij werking van de reactoren (Kristof Dockx, “ Potential effects of process-generated hydrogen on RPV walls during thermal transients ”, BNEN thesis januari 2017). De modelleringsstudie wordt uitgevoerd aan de University of California in Berkeley (departement Nuclear Engineering), i.e. met collega Digby MacDonald, voormalig genomineerde voor de Nobelprijs chemie. Het resultaat van de studie is, dat deze aantoont dat de mogelijke krachten in de scheuren overeenkomen met wat de metaalmatrix nog maximaal kan opnemen (of zelfs kan overschreiden): In view of the potential hydrogen pressures in the RPV wall, one is not able to assure the stability of the hydrogen flakes in the reactor pressure vessel .

Ook hier valt de nodige voorzichtigheid in acht te worden genomen, maar het werk werd met een ‘grote

11

Made with FlippingBook HTML5