Doel 3/Tihange 2: Evaluation of plant inspection results (in Dutch)

Animated publication

‘The Inconvenient Truth’ omtrent Inspectieresultaten en Nucleaire Wetenschap

Doel 3 en Tihange 2

voor Gevorderden …

Walter Bogaerts

Doel 3 en Tihange 2 voor Gevorderden:

‘The Inconvenient Truth’ omtrent Inspectieresultaten en Nucleaire Wetenschap

1

L.S.,

U bent gewaarschuwd; dit wordt een zorgvuldig nagezocht, maar nogal technisch verhaal. Ooit moet het echter eens verteld worden aan het brede publiek om alle misleidende polemieken eindelijk uit de wereld te helpen (dus misschien ook nuttig voor het Parlement , de algemene ‘publieke opinie’ en de media ).

Bovendien mag een ingenieur soms ook eens trachten zijn punt te maken, in een maatschappelijke discussie die eigenlijk technologisch van aard is. Een poging...

Wat volgt zijn grotendeels feiten, niets anders dan feiten; zonder veel wetenschappelijke, bediscussieer- bare, speculaties. Waar dat wel het geval is, wordt dit ook expliciet vermeld.

Wat voorafging De problematiek rond de ‘scheurtjescentrales’ Doel 3 en Tihange 2 is iedere ge ïnteresseerde lezer wel genoegzaam bekend. Na desastreuse inpectieresultaten van de reactorvaten (RPV – Reactor Pressure Vessel) in de zomer van 2012 werden beide kernreactoren stilgelegd. Het moet gezegd zijn, noch exploitant Electrabel, noch het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (Fanc), hebben zich initieel moeite of middelen bespaard om de oorzaak van de gevonden scheuren te achterhalen en hun omvang in te schatten. Na eerste onderzoekingen worden de reactoren medio 2013 echter herstart om in het voorjaar van 2014 ijlings opnieuw te worden stilgelegd na erg negatieve laboratoriumtesten bij het Studiecentrum voor Kernenergie (SCK) te Mol.

(a)

(b)

Opbouw van de betrokken RPV ’s , bestaande uit verschillende gesmede stalen ringen die worden samengelast (a); Montage van RPV in reactorgebouw (b ) – bronnen: FANC, Areva.

Er volgden ook volledige, nieuwe inspecties van de beide stalen reactorvaten in 2014. Het is in deze reactorvaten, met een 20 cm dikke stalen wand dat het misgaat: in Doel 3 werden bij de eerste inspectie in 2012 8707 defecten gedetecteerd, waarvan 7776 alleen al in de ‘lower core shell’ (“scheurtjes” of “waterstofvlokken”) , tot een diepte van 10 à 12 cm in de wand. In 2014 telde men er in totaal niet minder dan 13.047. In Tihange 2 zijn het er minder, maar het gaat toch ook nog om enkele duizenden in 2012 (ca. 2030) en 3.149 in 2014. De toename tussen 2012 en 2014 (na minder dan een jaar werking van de

2

reactoren, maar met een aantal shutdowns en/of herstarten) wordt officieel integraal toegeschreven aan “een hogere gevoeligheid van de metingen en sensoren in 2014 ten opzichte van 2012 ” .

Bovendien wordt gesteld dat het allemaal om fabricagefouten gaat van bij de productie van de reactorvaten begin jaren ‘80 bij het Nederlandse RDM (Rotterdamsche Droogdok Maatschappij, of RN – Rotterdam Nuclear) , dat het gaat om “waterstofinsluitsels” en dat deze nu niet meer kunnen groeien “omdat er nu geen nieuwe bron van waterstofatomen meer is” . Niet iedereen is het daar mee eens, en zeker de laatste bewering is manifest wetenschappelijk en technisch onjuist , wat door ondergetekende als eerste werd gesignaleerd en wat door iedere betrokkene ondertussen ook is toegegeven en niet meer wordt betwist. Er zijn ook vragen waarom al deze scheuren bij de oplevering van de reactorvaten in 1983 niet werden opgemerkt. De uitleg dat de beschikbare technologie dit destijds niet toeliet is onjuist. De toemalige detectie van “waterstofvlokken” heeft indertijd blijkbaar zelfs gemaakt dat één van de gefabriceerde reactorringen toch werd afgekeurd, zoals recent ook door Der Spiegel internationaal in de media werd gebracht. Uittreksels uit een historisch document van 1976 vindt u hieronder (z.o.z.). Metallurgen kennen het fenomeen dan ook al vele jaren, maar opmerkelijk is dat typische waterstofvlokken 5 tot 15 mm groot zijn, terwijl hier in 2012 en 2014 vele grotere defecten lijken te bestaan (zie ook FIGUUR hieronder).

Hoedanook, een reactorvat met zoveel fouten als men nu weet, zou volgens de bestaande standaarden nooit in gebruik worden genomen en onmiddellijk worden afgekeurd.

De cruciale resterende vraag is nu echter: kunnen de aanwezige scheuren groeien? En waren ze ook effectief gegroeid tussen de inspecties van 2012 en 2014? Bovendien: is de resterende mechanische sterkte van het reactorvat nog voldoende? Het vervolg van het verhaal was een ware saga, die voor ingewijden bijna leest als een technisch-wetenschappelijke crimi, en die ondertussen in 2017 al 5 jaar aansleept.

3

4

Groeien ze? De inspecties van de reactoren in 2012 en 2014 De schaalvergroting van de defecten lijkt problematisch. De huidige auteur heeft uit zijn ervaring als corrosie-deskundige dan ook gewezen op gelijkaardige problemen in de petrochemie, alsook in een aantal oude (al dan niet militaire) nucleaire projecten. De bekommernis wordt bijgetreden door enkele eminente internationale deskundigen (o.a. A.S. Jovanovic, D.D. MacDonald). API, het American Petroleum Institue, heeft in de jaren ’80 zelfs speciale standaarden uitge vaardigd voor de zuiverheid van staalsoorten, om aan dit soort problemen het hoofd te bieden. Dat ondertussen een meer gevoelige detectielimiet van de ultrasoontesten (UT) in 2014 aanleiding kan geven tot het vinden van meer “scheurtjes” dan in 2012 is logisch. Dat de gevonden scheuren echter ook groter zijn is al moeilijker te vatten en kan misschien moeilijk zomaar toegeschreven worden aan een interpretatie van de meetnorm. Op het eerste gezicht is de gemeten gemiddelde grootte van de fouten nog wel steeds ongeveer gelijk, nl. 10 à 15mm in diameter (zie Figuur), maar er is een niet-onbelangrijke uitbreiding van de distributiecurve naar rechts (grotere afmetingen) en in Doel worden nu maximale scheuren gevonden van 179 bij 72 mm en in Tihange van 155 bij 71 mm.

Statistische verdeling van de foutgrootte bij de metingen in 2012 en 2014. Gele markering toont typische range voor grootte van echte waterstofvlokken: grotendeels kleiner dan wat er effectief wordt gemeten (of zijn ‘scheurtjes’ ondertussen gegroeid?).

Enige consternatie is een feit wanneer dit uitlekt en ook bevestigd wordt door het Fanc, niet alleen in de media, maar ook in wetenschappelijke en technische kringen heerst beroering. Wat hieronder volgt is informatie uit officiële rapporten van het Fanc zelf, of meer precies: van zijn technisch filiaal BEL-V.

Een serie van merkwaardige, letterlijke citaten uit het 49 pagina’s tellende ‘Safety Evaluation Report” van Bel-V omtrent Doel 3 en Tihange 2, met datum van 5-11-2015:

- “Bel V concludes that the updated condition of the Doel 3 and Tihange 2 RPV core shells as revealed by the examination performed in 2014 using the qualified UT inspection procedure is to be considered as having a substantially increased structural significance when compared to the condition determined in 2012 .” (pagina 9); - “Compared to the 2012 inspection, the results of the 2014 UT inspection showed a significantly increased number of detected flaw indications, much higher than was expected by Bel V ” (pagina 14);

5

- “Another important feature of the 2014 UT inspection is the identification of some flaw indications having a size significantly larger than those identified in 2012. In the Doel 3 lower core shell, the maximal axial dimension for a flaw indication was reported to be 179 mm in 2014 and 68 mm in 2012. Those flaw indications with large size were identified at locations deeper than 50 mm.” (pagina 15); - “ The identification of indications with large size (> 25 to 30 mm) raises an important issue because “elementary” flakes of such size are practically excluded due to metallurgical considerations. ” (pagina 15) – sic. - “To Bel V opinion, considering that the time elapsed between the restart in 2013 and the shutdown in 2014 is less than one year, the results of the comparison do not allow to claim that there is an experimental evidence of no in-service growth . ” (pagina 17). Bijna ongelooflijk echter, 12 dagen later op 17-11-2015, geven de verantwoordelijken van het Fanc desondanks, en ondanks alles, formeel toestemming tot de heropstart van de reactoren!... Ondertussen had o.a. het kabinet van Minister Marghem wel moeten onderhandelen over het bedrag van de door de Frans-Belgische exploitant Engie-Electrabel te betalen ‘nucleaire rente’. Het bericht bereikt de nationale kranten van 2 december, maar het nieuws was toen al gemeengoed in de Belgische nucleaire wereld: d e zogenaamde “scheurtjesreactoren” zijn veilig bevonden. Dit is zo beslist door het Fanc, het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle. Uitbater Electrabel laat er dan ook geen gras over groeien. Goed anderhalve week later, op maandag 14 december 2015 om 21.21 u., wordt de reactor Tihange 2 weer vol in bedrijf gesteld. In de nacht van 20 op 21 december volgt ook een eerste poging met Doel 3, waar nadien echter weer een lek wordt vastgesteld aan een lasnaad en de reactor moet worden stilgelegd. Grote consternatie, bekommernis en controverse in onze nabuurlanden en aanpalende regio’s bij dit alles, het Duitse Nordrhein-Westfalen voorop. Meer dan in Vlaanderen of België leeft in deze regio van Aken en Keulen het onbegrip over de genomen beslissing. De heropstart van de “Bröckel - Reaktor” Tihange 2 leidt er tot intense commotie in de media. Ook al zijn de scheuren “een sigarettenblaadje dik” (zoals Fanc en Electrabel stellen), het metaal hangt wel niet meer aan mekaar, en kan zomaar verder desintegreren. Regionaal politiek Duitsland steigert en ook Federaal heerst er beroering. Zelfs plannen voor noodplanoefeningen in Aken – in vogelvlucht op 65 km van Tihange – zijn het gevolg, en recent waren er nog de distributies van Iodium-tabletten aan de lokale bevolking. Eén geluk bij dit alles: het Fanc heeft als voorwaarde voor de heropstart en de exploitatie van de reactoren opgelegd dat ze een nieuwe UT-inspectie moeten ondergaan na afloop van hun eerste werkingscyclus . Voor Doel 3 wordt dit eind 2016, voor Tihange 2 begin 2017.

6

De nieuwe inspecties van 2016 en 2017: Omtrent ‘Alternative Facts’ en ‘Fake News’ ... De inspecties worden uitgevoerd. Op 8 december 2016 komt de website van het Fanc met de geruststellende boodschap: “ Geen toename van waterstofvlokken in Doel 3 ” . “De waterstofvlokken in de wanden van de reactorkuip van Doel 3 zijn niet gegroeid en er zijn ook geen nieuwe indicaties waargenomen. Dat blijkt uit de analyse van de ultrasoon inspecties tijdens de geplande revisie van de afgelopen weken.” Op 5 mei 2017 komt nog meer geruststellend nieuws. Het Fanc bericht ditmaal “ Geen toename van waterstofvlokken in Tihange 2 ” , met een quasi identieke verklarende tekst. Alles OK, geen groei van de scheuren en er zijn er ook geen nieuwe. Geruststellend; tot enige bijzonderheden uitlekken omtrent de nieuwe resultaten rond deze zgn. “ waterstofvlokken ” (het woord is terug), of – in wetenschappelijke termen – ‘hydrogen flakes’ of ‘shatter cracks’ . “Het zijn geen scheuren of scheurtjes die de reactorwand teisteren, het zijn vlokken; platgedrukte waterstofvlokken” zegt het Fanc weer in zijn communicatie. Klassieke metallurgen draaien zich om in hun graf. Waterstofvlokken of ‘hydrogen flakes’ zijn het grootst denkbare eufemisme voor waterstofbreuken of -breukjes in het metaal (FIGUUR). Door hun brosse aard vormen ze gewoon een intrinsiek risico tout court voor de stabiliteit van de metaalmatrix.

“ Waterstof vlokken” of scheuren van nucleair RPV-staal en microscopisch aanzicht van het interne breukoppervlak (bron: H. Pircher, J. Nuclear Engineering & Design, 1991).

Eerst duiken er bij nader onderzoek twee brieven of kleine rapportjes op van Vinçotte en Bel-V, met een zeer korte bespreking van de inspectieresultaten, en finaal – na het nodige juridische gehakketak omtrent ‘Openbaarheid van Bestuur’ – moeten de (voorlopig) “volledige” teksten van de nieuwe inspectieverslagen van Doel 3 en Tihange 2, opgesteld door het Franse AREVA, worden vrijgegeven. Deze zullen hieronder aan bod komen. De korte reacties van Vinçotte en Bel-V zijn al niet volledig geruststellend. Er zijn blijkbaar niet alleen enkele zeer discutabele “ critères de non-évolution ” opgesteld voor de vergelijking met de resultaten uit het verleden. Bij nader onderzoek en wat navraag blijkt dat het hier voor de ultrasoon-resultaten gaat om niet minder dan +6 dB. Bij minder deviatie wordt er niet gesproken over evolutie.

Maar de brief van AIB-Vinçotte kan nog verdere argwaan verwekken. Fanc meldt in een schrijven aan Electrabel dat AIB-Vinç otte bij nazicht van de inspecties geen “reële” evolutie van de indicaties heeft

7

vastgesteld, maar “ voor acht indicaties wordt een amplitude boven de criteria vermeld ”. Bovendien werden – dixit het schrijven – data van sommige ‘indicaties’ nader geverifieerd, m.n. van “ de indicaties met de grootste impact op de structurele integriteit ” (sic – we werden toch verteld dat er geen impact was op de structurele integriteit )... Ook het verslagje van Bel-V bevat enkele merkwaardige zinsneden: “...un nombre très faible d’autres indications non notées en 2014 ”, “ quelques rares indications ont ... une variation d’amplitude supérieure de 0,5 à 1,5 dB au critère de non-evolution ”, d.w.z. boven het al dubieuze +6 dB criterium. Er wordt in het nieuwe Safety Evaluation Report (referentie: R-SER-17-001-0-f) geconcludeerd dat “de indicaties niet groeien ten opzichte van de vooraf overeengekomen acceptatiecriteria (sic). Slechts een kleine bloemlezing: bij de nieuwe inspec ties in Tihange in 2017 worden zo’n 60 “nieuwe” scheurtjes gevonden. Nader onderzoek van de oude datafiles met meetgegevens uit 2014 lokaliseert echter al deze 60 defecten, tot merkbare opluchting van de rapporteur van Areva (“ Après relecture des données de 2014 l’int égralité de ces soixante indications a été retrouvée ” – pagina 8 van het rapport). Dit roept niet alleen vragen op over hoeveel scheuren er nu effectief zijn, en of die inspectiemetingen wel zo rigied en betrouwbaar zijn als men de publieke opinie wil voorhouden. Dit zijn ze natuurlijk niet; elke fysische meting heeft zijn afwijking en nauwkeurigheidsgrenzen. De statistische analyse van deze 60 “nieuwe” scheurtjes toont echter ook enige interessante resultaten: - maximale afmeting in x-richting: 2014 = 34 mm; 2017 = 36 mm - maximale afmeting in y-richting: 2014 = 13 mm; 2017 = 15 mm Dat lijken op het eerste gezicht misschien niet zo’n grote veranderingen, maar het zijn wel toenames van 5 tot 15% na een bijkomende werkingsperiode van ca. 1 jaar. Bovendien: metaalscheuren van meer dan 3 cm werden in 2014 niet opgemerkt (!). In termen van mogelijke benaderende oppervlakten van de zogenaamde “vlokken” is het nog erger: een conservatieve benadering komt van ca. 400 mm 2 in 2014 tot meer dan 500 mm 2 begin 2017, een toename van 25%. En deze cijfers zijn symptomatisch. Wat is nu de realiteit? Wat staat er zoal te lezen in de (volledige) rapporten van Areva en hun bijlagen, die uiteindelijk nu ook op de website van het Fanc zijn verschenen?

Zo ook de statistische verdeling van de nieuwe meetresultaten – sorry dat het nu helemaal wat technisch wordt.

Van de 60 nieuw ontdekte defecten zouden er tussen 2014 en 2017 negen fouten ietwat ‘ kleiner ’ zijn geworden in de x-richting en 5 in de y-richting (sic), zie figuur uit het Areva-rapport hieronder. Veel van de metingen schommelen echter rond een normale nauwkeurigheid van + of - 0,5 mm, maar toch zijn er 30 (d.w.z. de helft) met toenames van 0,5 tot 3,5 mm in de x-richting en 19 met toenames van 1,5 tot 2,5 mm in de y-richting. Eén toename ligt daar zelfs tussen 3,5 en 4,5mm.

Niet gegroeid?... “ Geen toename van waterstofvlokken in Tihange 2 ” dixit de Fanc website...

8

TOENAME

Statistische weergave van de “afname” of toename van de 60 nieuw-ontdekte fouten bij de inspecties van 2017 versus de oude data van 2014 (afmeting in x-richting) – Bron: Areva - Fanc.

Even frappant zijn sommige resultaten van Doel 3. Hier zijn er niet minder dan 300 nieuwe detecties (= 2,3% meer) , maar we gaan er slechts 1 symptomatisch geval uitpikken: “ Indication – d.w.z. scheurtje – no. 30060 ” uit het Areva -rapport omtrent Doel 3, Annex 6). De meetresultaten en evolutie van dit defect tussen 2012, 2014 en 2016 zijn hieronder geïllustreerd. Van ‘ niet gevonden ’ (niet aanwezig?) in 2012 via een oppervlakte van 4x2 mm in 2014 tot 8x7 mm in 2016 volgens de (kijkhoek van) de ene sensor, of 12x7 mm in 2024 tot 14x11 mm in 2016 volgens de meting van een andere sensor (zie FIGUUR).

Van links naar rechts: illustratie van de evolutie van foutindicatie nr. 30060: van quasi onzichtbaar in 2012 tot duidelijk detecteerbaar in 2014 en toegenomen in 2016 (metingen van twee verschillende detectoren).

4 x 2 → 8 x 7

12 x 7 → 14 x 11

Bron: Areva / Fanc

Dit wil zeggen: toenames tot 4 mm of meer in een periode van 2 jaar? De gegeven zogenaamde verklaring in het rapport is meer dan wankel. Niet gegroeid?...

Waar blijft, ondanks alle mogelijke fysische meet-onnauwkeurigheden, het noozakelijke voorzichtigheids- beginsel wanneer het om nucleaire veiligheid gaat?

9

Ondertussen: de wetenschap – Enkele resultaten en hun samenhang

Ondertussen heeft ook het wetenschappelijk onderzoek rond de ganse situatie niet stilgestaan.

Het SCK (Studiecentrum voor Kernenergie) te Mol had initieel in opdracht van Electrabel een grote reeks van onderzoeken uitgevoerd, met vele resultaten. In 2014 waren er – tot grote consternatie – een aantal alarmerende metaal-verbrossingstesten, maar deze werden nadien door nieuwe metingen niet bevestigd en uiteindelijk beschouwd als ‘outliers’. Ook de problematiek van scheurgroei als gevolg van nieuwe waterstofdrukopbouw werd theoretisch bestudeerd, met twijfelachtige resultaten, alleszins in het geval van plotse afschakeling en afkoeling van de reactor. Ook Laborelec, het oude onderzoekslabo van Electrabel/Tractebel-Suez (Engie), dat indertijd had geponeerd dat er geen nieuwe productiebronnen van waterstof waren, komt even schuchter tussenbeide. Er volgt zelfs een charme- offensief naar de Belgische academische wereld, met “toelichtings - vergaderingen” allerhande in de kantoren van Engie. Onderzoek aan de KU Leuven en de University of California (Berkeley) resulteerde in die periode echter in een opgemerkte – ‘ peer reviewed ’ – internationale publicatie “ Hydrogen-induced Damage in PWR Reactor Pressure Vessels ” (Opening Talk, NACE Corrosion 2015 – ‘Corrosion in Energy Systems’ Research in Progress Symposium, Dallas, maart 2015). Hierin worden de risico’s en mogelijke mechanismen van potentiële verdere scheurgroei in Doel 3 en Tihange 2 nader omschreven door het ontstaan van nieuwe waterstof bij de werking van de reactoren. In België volgt hierop een behoorlijk woelig (niet altijd wetenschappelijk) debat. Internationaal is er echter veel aandacht en wetenschappelijke beaming. Een (draft) report is nog steeds aanwezig op het Internet (http://findunucleaire.be/pdf/T2D3/Bogaerts- WF..._Hydrogen-and-NPP-Life-Management_Doel3-and-Tihange-2_sept2015.pdf ). Het Fanc blijft dit alles wel hardnekkig betwisten, gemotiveerd door een door hen georganiseerd – sic – overleg met een Frans en Brits expert, en een nationale zogenaamde ‘expertengroep’ (NSEG). De ganse discussie, of het gebrek daaraan, lijkt echter meer op een vaudeville (cfr. Knack van 2 maart 2016) en in latere persoonlijke gespekken onder deskundigen blijft de twijfel bestaan. Met name Dr. P. Scott bevestigd dat hij in zijn exposé vnl. waterstof-data voor nikkellegeringen heeft getoond en niet voor staal, zoals het constructiemateriaal van de reactorkuip. Ook in Duitsland zijn er een aantal wetenschappelijke analyses. Niet alleen van als “groen” beschouwde wetenschappers, maar ook van authoriteiten als Dieter Majer, het voormalige hoofd van “de Duitse Fanc” (GRS), die hun twijfels uiten; onder andere omtrent het ontbreken van conservatisme bij de mechanische berekeningen en het ge-/misbruik van het zogenaamde WPS-effect (Warm Pre-Stress) bij de breuktaaiheidsstudies. Ondertussen zijn er in het afgelopen jaar ook vanuit eigen, onafhankelijke, Belgische academische kringen opnieuw drie nieuwe belangrijke studies , twee daarvan zijn afkomstig van Boonen en Peirs. We gaan hier slechts kort de belangrijkste resultaten samenvatten. Het detail van de berekeningen en de conclusies zijn ondertussen beschreven in publieke documenten. In het uitvoerige rapport “ Critical reflections about the integrity of the reactor vessels of the Doel 3 and Tihange 2 nuclear power plants ” (februari 2017) van Boonen en Peirs worden essentieel twee zaken aangekaart.

10

Ten eerste wordt wetenschappelijk aangetoond dat de (maximale) hoeveelheid waterstof , aanwezig in de smelt van het metaal bij de productie van de reactorvaten, niet kan volstaan hebben om het huidige volume aan scheuren te verklaren. Er is een discrepantie van een factor 10 of meer. Er is natuurlijk een onzekerheidsmarge op deze berekeningen, maar de resultaten zijn wat ze zijn en passen in een globale bekommernis omtrent mogelijke evolutie van de scheuren. Ten tweede wordt beschreven hoe de mechanische sterkteberekeningen van de gescheurde reactormantel eigenlijk gebaseerd zijn op los zand; en dit is een feit. De groep Engie-Electrabel heeft hier bij ASME (American Society for Mechanical Engineers) een zogen aamde ‘code case’ geïntroduceerd waarvan de theoretische basis bijna onbestaande is. Zonder in detail te treden: daar waar de oorspronkelijk Amerikaanse standaard in essentie bedoeld is voor berekeningen over de evolutie van 1 enkelvoudige scheur, behandelt deze Code Case de behandeling van de potentiële interactie van twee (2) aanwezige scheuren. Dit wordt al zeer complex en onzeker en er bestaat hier – naast twee publicaties van Tractebel zelf – nauwelijks internationale wetenschappelijke literatuur. In het geval van Doel 3 gaat het echter niet over de interactie van 2 scheuren, maar in sommige secties van het reactorvat zitten er meer dan 40 (!). Ook het door het Fanc ingeroepen finaal onderzoeks-review door ORNL (Oak Ridge National Laboratory, USA) had, net als zijn eigen expertengroepen, in deze richting ogenschijnlijk toch al enige bedenkingen (zie o.a. de ‘ Minority Opinion ’ in het Fanc -eindrapport)... Wat ook beweerd wordt, afgezien van één gesprek geeft het Fanc grotendeels niet thuis als hieromtrent technisch-wetenschappelijke reacties worden gevraagd. Het wil zeker niet ingaan op verdere discussies, ook niet als verdere berekeningen volgen: “ Our primary mission is not to answer in detail all scientific or technical questions raised by members of the public ” (sic) is het antwoord aan de betrokken Belgische academische onderzoekers. Een andere nieuwe studie, ditmaal in het kader van BNEN (het Belgische interuniversitaire netwerk voor nucleaire ingenieursopleidingen), gaat dieper in op de mogelijke drukopbouw door nieuwe waterstofproductie in de bestaande scheuren bij werking van de reactoren (Kristof Dockx, “ Potential effects of process-generated hydrogen on RPV walls during thermal transients ”, BNEN thesis januari 2017). De modelleringsstudie wordt uitgevoerd aan de University of California in Berkeley (departement Nuclear Engineering), i.e. met collega Digby MacDonald, voormalig genomineerde voor de Nobelprijs chemie. Het resultaat van de studie is, dat deze aantoont dat de mogelijke krachten in de scheuren overeenkomen met wat de metaalmatrix nog maximaal kan opnemen (of zelfs kan overschreiden): In view of the potential hydrogen pressures in the RPV wall, one is not able to assure the stability of the hydrogen flakes in the reactor pressure vessel .

Ook hier valt de nodige voorzichtigheid in acht te worden genomen, maar het werk werd met een ‘grote

11

onderscheiding’ bedacht door een ‘assessment team’ van vier onafhankelijke professoren, van verschillende universiteiten (o.a. Gent, Berkeley, Leuven) en met een voormalig directielid van het SCK, buitengewoon docent aan de universiteit van Luik.

New Studies & Calculations …

Q.E.D. ...

12

Conclusie: ‘Wake up call ’ – Feiten ontkennen, wat is daar veilig aan?

“ Don’t confuse me with facts, I made up my mind already ” is een oud satirisch gezegde in de weten- schappelijke wereld.

Fanc-directeur Jan Bens – momenteel in de eerste weken ‘niet persoonlijk bereikbaar’ voor verdere besprekingen – verklaarde kortgeleden op o.a. Radio 1: “ Indien er ook maar enige twijfel is over de veiligheid van die centrales, worden die stilgelegd. Ik zie echter vooralsnog geen nieuwe elementen voorgelegd ”. Mogen we hopen dat wat hierboven is opgesomd, duidelijkheid en inzicht brengt en dat Fanc zich weer niet verbergt achter “ de mening van andere experten die dit al eens beoordeeld hebben ” . Bovenstaande onderzoeksresultaten zijn nieuw, totaal nieuw en niet gezien door al die vorige zgn. expertencommissies. Ook de werkelijke industriële inspectieresultaten zijn niet alleen dubieus, ze spreken voor zich: de scheuren lijken jammer genoeg niet stabiel en blijken zelfs te groeien; het zijn feiten. Dat gaat geen enkele integere ingenieur of wetenschapper ontkennen, op basis van de beschikbare gegevens. Het Fanc wel?

Er zijn ondertussen ook vele wetenschappelijke verklaringen voor, en deze worden gedragen over diverse expertisedomeinen heen, door onafhankelijke, nationale en internationale deskundigen...

“ Bidden voor de kerncentrale ” (D e Standaard 4 september) is dan misschien ook niet overbodig... Om te beginnen zou misschien echter enig nieuw, gedegen, onderzoek en ernstig overleg ook al kunnen helpen.

Leuven, september 2017

Prof.dr.ir. Walter Bogaerts

13

Made with FlippingBook HTML5